Embedded journalism. De term is gevallen en de toon van het boek gezet. Niet objectief, socialisering en beïnvloeding, identificatie met de militairen, … De hele rist dogma’s en vooroordelen kunnen bovengehaald worden. En ik geef toe, zelf word ik ook niet bepaald wild van deze journalistieke vorm. Ik schreef mijn masterproef over het aangebrande karakter van het thema en de embedded verslagen van iemand als Arnon Grunberg sla ik na een paar ontgoochelende alinea’s om. Niet boeiend. Maar dit boek… De meerwaarde zit er hem in dat de journalist in een boek de plaats krijgt om verder te gaan, meer te vertellen en dieper in te gaan op alle mogelijke aspecten. Geschiedenis, strategie en landschappen komen evenzeer aan bod als het portretteren van ‘onze jongens’. En dit is zonder twijfel wat het boek meer dan verteerbaar maakt. Als je even door het militaire jargon kijkt, los door alle afkortingen leest, is het best een goed boek.
Waar gaat het boek nu over? Eenvoudig, de titel verklapt de hele boel. Misschien nog meer met de ondertitel erbij: Aan de grenzen van het Amerikaanse imperium, reizen met soldaten in het veld. Journalist Robert D. Kaplan reist de wereld af met Amerikaanse militairen en kijkt wat ze doen, hoe ze het doen en waarom. Kritiek op de legerleiding steekt de kop op, situaties worden grondig geanalyseerd en vaardig wordt een beeld geschetst van de geschiedenis van de regio’s. Hij verliest zich niet in details en slaagt er in de kern kort maar krachtig neer te pennen. Jemen, Colombia, Mongolië, de Filipijnen, Afghanistan, de Hoorn van Afrika en Irak komen achtereenvolgens aan bod. Een groot opzet, maar hij slaagt met verve.
Het hele boek vanuit allerlei invalshoeken analyseren heeft weinig zin, maar enkele opvallende tendensen wil ik jullie niet onthouden. Eerst en vooral steekt China steeds meer de kop op, ook in het Amerikaanse leger. De vrees en angst voor deze groeiende reus sijpelt stelselmatig door in het gedachtegoed van de troepen. Rechtstreeks hoor je het nauwelijks vermelden, maar zowel in Mongolië, de Filipijnen als in de Hoorn van Afrika wordt het strategisch belang meer dan eens vermeld. China komt met een donderende vaart af op de gevestigde waarden in onze internationale wereld. Unipolair (met de VS aan het stuur) wordt multipolair en China zal zonder twijfel een aanval doen op de hegemonische positie. De schrik zit er dik in bij de Amerikanen.
En wie zijn die Amerikaanse troepen nu? Portretten genoeg, doorheen het hele boek. Vooral over de mariniers is veel te doen. Het beeld dat wij traditioneel meekrijgen, blijkt vaak niet te kloppen.
‘Een hoop mensen zien in de cultuur van het korps mariniers alleen de Pruisische, hoogopgeschoren, gemillimeterde coupes en de cultus van de Duitse veldmaarschalk Erwin Rommel. Maar Amerikaanse mariniers komen eigenlijk uit het oosten, uit de Oriënt. Dat is hun spirituele achterland. […] Het leger had Von Clausewitz, het korps mariniers had Sun-Tzu. Zoals mariniers het lokale voedsel eten, zo pikken ze ook de plaatselijke filosofie op.’
De machocultuur zal ook daar genadeloos toegeslagen hebben, maar toch schuilt er meer achter die ijzeren heren. Dat getuigt deze marinier:
‘Ik ben drieëntwintig. Ik behoor tot een waardeloze generatie. […] Mensen zijn thuis niet trots op het feit dat we in Irak zitten, omdat ze vergeten zijn wat het betekent om offers te brengen. Ze verwachten dat alles perfect en makkelijk gaat. […] Terwijl thuis iedereen naar de psycholoog gaat en rechtszaken tegen elkaar aanspant. […] Ik zou nergens anders willen zijn dan in Irak. OIF-1 en II (Operation Iraqi Freedom, nvdr), dat is mannelijkheid. En dan bedoel ik niet die macho onzin. Ik heb het over gezond moreel karakter.’
Maar dat niet enkel de ‘weg van het zwaard’ de wereld bepaalt getuigt de aandacht voor de vernieuwde strategie van het Witte Huis. Diplomatie en het militaire apparaat zijn steeds meer met elkaar verweven en klitten als een moeilijk te ontwarren knoop in elkaar. Het einde van de ‘grote oorlogen’ en het ‘grote leger’ is nakend. We moeten weg van het hokjesdenken en het idee dat we louter naar naties moeten kijken. Het ‘gecentraliseerde’ van onze hele wereld is steeds meer achterhaald. Democratie dreigt zo steeds meer voorbijgestreefd te zijn en mengvormen van democratie en technocratie zullen misschien het toekomstbeeld bepalen. Zover zijn we gelukkig nog niet, maar wat is nu het antwoord van onze transatlantische vrienden op de crisis van de natiestaat? Jullie hebben het ongetwijfeld al gehoord: het winnen van de hearts and minds.
Dat de VS net daarin faliekant de mist in gaan in Irak hoeft geen betoog. Maar dat er ook in het leger kritiek groeit op de beslissingen van het Witte Huis en het Pentagon kan misschien wel even in de verf gezet worden. En wat is daar het basisidee? Naar de oorlog moet je gaan als je zélf goed voorbereid bent. Anders niet. En dit was dus het grote probleem in Irak. Maar als je gaat, moet je het goed doen en volhouden. De druk van de media en de buitenwereld zal verschroeiend zijn, maar als je er iets van wilt maken moet democratie even wijken. Defensie is één van de laatste bastions in de westerse wereld waar democratie nog niet alles voor het zeggen heeft. En dat is iets wat zo moet blijven. De recente plannen van Obama om de terugtrekking van Amerikaanse troepen zo snel mogelijk op de rails te zetten is niets anders dan het typebeeld van bezwijken onder druk van media en publieke opinie. De oorlog mag dan wel onrechtvaardig gestart zijn, het beeld leeft bij de militairen dat elke oorlogsbeslissing – hoe moreel verwerpelijk ook – moet worden uitgedragen tot de doelen bereikt zijn. Niet dat er niet mag bijgestuurd worden, dat wel. Maar dan louter om strategische redenen, niet om electorale.
7 maart, 2009 at 17:38
Je laatste punt stemt me het meest tot nadenken… Ik hou van je schrijven.
7 maart, 2009 at 19:52
Inderdaad, zo eenvoudig is het niet hé? Maar laat het duidelijk zijn: dat is niet mijn mening, wel de mening van de auteur en de militairen. En dat militairen een oorlog graag met alle middelen uitvechten, hoeft niet echt te verbazen. Het boek staat vol verwijzingen naar hun drang om ‘eindelijk te mogen vechten’. Dat ze dat dan willen doen met alle mogelijke middelen is begrijpelijk – maar daarom niet rechtvaardig.