De integratie van de Europese Unie zit in het slop. Een understatement, maar om dit kort even in de verf te zetten: het Verdrag van Lissabon, de jongste weg vooruit voor de Europese Unie, dateert ondertussen al van eind 2007. De ratificatie laat echter op zich wachten en sleept maar aan. Dat ik er nu over schrijf klinkt misschien als vijgen na Pasen, maar er blijft hoop. De huidige EU-voorzitter Tsjechië is één van de landen die de beslissing maar voor zich uit blijven schuiven. Maar goed nieuws vandaag, want de nieuwe Tsjechische premier heeft aangekondigd de ratificatie als prioritair te beschouwen.
Maar is het Verdrag echt wel een goede zaak voor Europa? De functieomschrijving van de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid (een draak van een naam die verwijst naar de Minister van Buitenlandse Zaken) is bijvoorbeeld veel flouer geworden. Kissinger vroeg ooit het telefoonnummer van Europa. Wel, zelfs nu heb je een erg groot geheugen nodig om alle nummers op te kunnen slaan. Maar er is meer: de stemprocedure is nog altijd ingewikkeld en het buitenlands beleid van de EU is gebetonneerd in het intergouvernementele luik. En de nieuwe voorzitter van de Raad: een prof vergeleek het met het uitschrijven van een vacature zonder profiel. Alleen: de persoon die je moet vervangen loopt er nog steeds rond.
Natuurlijk zijn er ook goede zaken. Een aantal domeinen als de klimaatverandering zullen beter aangepakt worden, de democratisering wordt verder doorgedreven, de pijlerstructuur wordt gedeeltelijk afgeschaft en het voorzitterschap is niet langer roterend. Maar meer dan een kleine vooruitgang kan het niet genoemd worden. Een vooruitgang, dat wel. Maar te weinig, te veel compromis.
Welke vooruitgang moet er dan wel komen? De plannen van Verhofstadt zijn heel erg onwaarschijnlijk, zelfs met een Europese Grondwet. Natuurlijk moeten er dromers en idealisten zijn. Verhofstadt haalt terecht aan dat ook Monnet en Schuman met verre dromen begonnen. Het voluntarisme is een geschenk, maar het pragmatisme van Dehaene is even belangrijk. Een professor Europese politiek zei het vorige week nog treffend op een debat: er is ook zoiets als institutionele complexiteit. De grens is bereikt en het is allemaal té ingewikkeld geworden.
Waarom wekte de EU vroeger dan wel bewondering op en was er in het verleden veel meer beleving? De omwentelingen met een grote impact bleken allemaal een socio-economische component te bevatten: de eengemaakte markt, de invoering van de euro, … In het Verdrag van Lissabon is van een dergelijke component niets te merken. Deze keer gaat het niet om heel maatschappelijke projecten, maar is er een soort betonnering van regulering.
Maar ondanks het accuut gebrek aan beleving en salience, mogen we de hoop op een sterker Europa niet opgeven. Met een nieuwe Commissievoorzitter, een nieuw Europees Parlement en hopelijk met een nieuw Verdrag komen we er wel. Misschien. Want een nieuwe hemel, een nieuwe zonsopgang geeft hoogstens een nieuwe tint aan een oud continent.
Geef een reactie