De publieke opinie en de Europese Unie, het is vaak een moeilijk huwelijk. Europa kampt met een flink imagoprobleem en wordt lang niet door alle burgers op een voetstuk geplaatst. Vaak leeft het simpelweg niet, maar als er een storm opduikt komt het schip van de EU wel vaak als eerste in beeld. En juist, een orkaan van ongeziene woede raast nu over het politieke en economische landschap. Het is zeer de vraag welke averij de EU nu zal oplopen. Het belooft alvast niet mooi te worden, maar wat kunnen we opsteken van de lessen uit het verleden? Een analyse.

2008 is een jaar om in te kaderen. Althans, dat zegt Guy Verhofstadt. Daarbij verwijst hij onder meer naar de financiële en economische crisis en het einde van de unipolaire wereld waar de Verenigde Staten als enige dominante machtshebber de wet dicteerden. Verhofstadt is een rasechte voluntarist en grijpt dit sleuteljaar dan ook aan om te sleutelen aan zijn grote droom, het Europese project. Zijn boek Een New Age of Empires werd opgevolgd door De Weg Uit De Crisis en ondertussen schuift ook de Chinese vertaling van zijn boek De Verenigde Staten van Europa over de toonbank. De man is overal en heeft overduidelijk een missie: Europa op de kaart zetten. Daarbij loopt hij steevast een aantal passen sneller dan de rest. Sneller dan de meeste Belgen, maar nog veel sneller dan de rest van Europa. België loopt sowieso al voorop in de Europese context. Iedereen is hier voor een verregaande Europese integratie en discussiëren over Europa is het laatste wat velen bezighoudt. Of niet soms?

Europa leeft inderdaad niet onder de bevolking. Daarbij wordt een gebrek aan conflicterende elites vaak naar voor geschoven als één van de gangbare verklaringen. Waar alles peis en vree is, blijven de media immers ver vandaan. De hoop op een levendiger debat ontsprong opnieuw begin jaren negentig. Met het Verdrag van Maastricht in 1993 werd de Europese Gemeenschap omgetoverd in de Europese Unie, waar economische bevoegdheden plots vergezeld werden door politieke aangelegenheden. De soevereiniteit van de lidstaten werd voor het eerst deels overgedragen. Daar moest toch discussie over bestaan?! Als we naar de feiten kijken, zien we dat de realiteit de verwachtingen van al die wetenschappers niet inlost. Europa leeft simpelweg niet onder de bevolking en ook de media lopen niet al te makkelijk warm voor het debat.

Is het daarenboven niet zo dat de EU aan een imagoprobleem lijdt? Te ingewikkeld, te moeilijk, te weinig transparant, niet democratisch … Het zijn slechts enkele van de vele vooroordelen die de Unie met zich meetorst. En dat zien we ook in het Europa-gevoel opduiken. Het imago van Europa kent een serieuze dip in het begin van de jaren negentig. In 1991 kende de steun voor het Europese project haar hoogtepunt, maar vijf jaar later belandt deze steun op een absoluut dieptepunt. Het in het leven roepen van een politieke tak van de Unie lijkt met andere woorden een ingrijpende, nefaste impact gehad te hebben op de publieke opinie. Zijn de verregaande plannen van Verhofstadt in dat opzicht dan wel een goede zaak? Geeft zijn idealistische brein dan niet net de doodsteek aan het Europese integratieproject? Hebben zijn ambitieuze plannen met andere woorden geen omgekeerd effect?

Niet echt, zo blijkt. Het lijkt er op dat het Verdrag van Maastricht niet bepaald cruciaal was voor de steun voor het Europese project. Of toch zeker niet in België. De steun voor Europa kalfde weliswaar af, maar of het iets met de Europese integratie zelf te maken had? De hele politieke wereld leek in dit bedje ziek. Sinds het begin van de jaren negentig kampen Westerse democratieën met een dalende tevredenheid van de publieke opinie. Democratie op zich staat nog lang niet ter discussie, maar de tevredenheid over de politieke wereld daalt met rasse schreden. Democratische disaffectie, om het met een geleerd woord te zeggen. Het is een spook dat in de hele politieke wereld opduikt. Eerst en vooral is dat een gevolg van de toegenomen informatie die burgers ter beschikking krijgen. Als een politicus nu iets uitspookt, kun je er gif op innemen dat het breed wordt uitgesmeerd. En als dat niet het geval is, zal het op zijn minst wel uitkomen. Een andere oorzaak vinden we dan weer terug in de evolutie van onze samenleving. Vandaag de dag is onze maatschappij een pak complexer, heterogener en individualistischer dan voorheen. Meer uiteenlopende mensen stellen veel diversere eisen en het is dan ook voor de hand liggend dat politici niet zomaar omkunnen met deze complexere vraag. Ook valt het op dat de democratische instellingen niet mee geëvolueerd zijn met onze postmoderne samenleving. De dalende steun in de jaren negentig was met andere woorden niet meteen een Europees probleem.

Maar is alles dan koek en ei binnen Europa? Natuurlijk niet, want voor de Belgische publieke opinie is de EU steevast het kind van de rekening bij economische recessies. Op het einde van de jaren zeventig belandde België in een economische recessie, waarop het latente Europa-gevoel de dieperik in ging. De jaren tachtig stonden dan weer garant voor een nieuwe politieke invalshoek en prompt zien we een opflakkering in het Europa-gevoel.
In het begin van de jaren negentig begint het Europa-gevoel opnieuw aan een gestage diepe val. En wat merken we daar? België beschikt opnieuw niet over de beste economische papieren. De massawerkloosheid in het begin van de jaren negentig helpt daarbij geen moer.
In 1995 krijgen we vervolgens opnieuw een opflakkering. De plannen van de populaire Jean-Luc Dehaene om Commissievoorzitter te worden, zullen daar alleszins niet vreemd aan zijn. Zeker de manier waarop zijn kandidatuur wordt weerhouden door de Britten, geeft het Europa-gevoel een boost.De opflakkering is echter van korte duur, want de steilste val in het Europa-gevoel komt na deze stuiptrekking. België moet aan een huizenhoge snelheid besparen om toe te kunnen treden tot de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU). De cocktail van zware bezuinigingen en de verwijzing naar de Europese richtlijnen doet de mening van de Belgen over Europa geen goed. En ook het socio-politieke klimaat is zonder meer nefast voor het vertrouwen. Renault-Vilvoorde en Forges de Clabecq sluiten hun deuren, de Dutroux-affaire steekt de kop op, André Cools wordt vermoord, de dolle koeienziekte breekt uit en affaires als Agusta, Dassault en illegale partijfinanciering steken hun neus aan het publieke venster. Het apolitieke protest van de Witte Beweging is zonder meer typerend voor deze tijd.
Na 1996 gaat de curve van het Europa-gevoel opnieuw in stijgende lijn. Niet toevallig trekt net dan het consumentenvertrouwen weer aan en functioneert de Belgische staat weer effectiever. Europa neemt op dat moment weer een hoge vlucht in de Belgische publieke opinie. Niet vreemd daaraan is dat Verhofstadt deze keer de troon van Europees Commissievoorzitter ambieerde. Maar ook andere factoren waren doorslaggevend: België neemt het voortouw in de Lissabonstrategie (die van Europa tegen 2010 de meest competitieve kenniseconomie ter wereld wil maken) en neemt een leidende rol in het multilateralisme ten tijde van de Irak-oorlog. België identificeert zich zo steeds meer als het hart van de Europese Unie, waarbij Europa in toenemende mate als zelfstandige wereldmacht door de wereldpolitiek wandelt. En niet toevallig is dat ook de richting die de Belgen in willen. Europa moet relevanter worden, werk maken van een buitenlands beleid met één stem en een Europees leger op de been brengen. Het valt op dat dit net de stokpaardjes zijn van de toenmalige eerste minister. “Who do I call if I want to call Europe?” Deze veelbesproken zin van Henry Kissinger heeft na al die jaren nog niets aan actualiteitswaarde ingeboet.

Wat is nu de grote les uit dit relaas? Zal de financiële en economische crisis het geloof in het Europese integratieproces opnieuw doen wankelen? Het relaas van de afgelopen decennia leert ons alvast één ding: Europa leeft pas echt bij de bevolking als een markante binnenlandse gebeurtenis gepaard gaat met een Europese tint. De besparingen voor de EMU, de ambitieuze plannen van Dehaene of Verhofstadt, … Pas dan leefde Europa echt. Wat we vandaag zien gebeuren, is een manifest gebrek aan initiatief van de huidige Commissievoorzitter. Tegelijkertijd slaat een wilde financiële en economische crisis om ons heen. De problematiek op binnenlands niveau, het aspect van een passief Europa en de wetenschap dat een economische recessie in het verleden telkens samenviel met een dip in het Europa-gevoel belooft dus niet veel goeds voor het imago van de Europese Unie. De mooie, maar onrealistische plannen van Guy Verhofstadt zullen de EU niet schaden, maar evenmin zullen ze de EU redden. Er staan barre tijden te wachten voor Europa, al was het maar omdat de hele vloot van de politieke wereld in een storm is beland.

Advertentie